Bekijk de onderstaande onderwerpen om de juiste antwoorden op uw vragen te vinden. Wij doen ons best om onze specialistische kennis met u te delen. Staat uw vraag er niet tussen of beantwoorden we uw vraag niet voldoende? Wij staan u graag te woord, neem hiervoor contact met ons op of bekijk de onderwerpen uit ons Kenniscentrum.
Brand is een ongecontroleerde en/of ongewenste verbranding. Brand is een chemisch proces waarbij een brandbare stof zich verbindt met zuurstof en waarbij warmte en vlamverschijnselen en/of rookontwikkeling optreden.
Rook is gevaarlijk door blootstelling aan hete gassen, warmtestraling, verlies van zicht en blootstelling aan toxische gassen.
Een brand kan zich uitbreiden door brandoverslag en branddoorslag. Brandoverslag is de uitbreiding van brand van de ene naar de andere ruimte via de buitenlucht. Branddoorslag is uitbreiding van brand van de ene naar de andere ruimte anders dan via de buitenlucht. Met brandwerendheid voorkom je gedurende een bepaalde tijd dat een brand zich uitbreidt.
Slachtoffers, brandschade, huisvesting, bedrijf continuïteit, milieuschade en aansprakelijkheid.
De brandreactie geeft de bijdrage van specifieke materialen aan de brand aan. Oftewel, het geheel van kenmerken van bouwmateriaal met betrekking tot de invloed op het ontstaan en de verdere uitbreiding van de brand. De brandweerstand is de capaciteit van een systeem of product om weerstand te bieden tegen doordringing van de brand om zo verdere temperatuurverhoging te voorkomen tussen de wel en niet aan de brand blootgestelde kanten.
Actieve brandbeveiliging is het proces van het beschermen van een gebouw tegen brand. Deze systemen kunnen automatisch zijn of handmatig werken, maar ze vereisen een actie om te werken. Een paar voorbeelden van actieve brandbeveiliging zijn een sprinklerinstallatie of brandmeldsysteem.
Passieve brandbeveiliging is van cruciaal belang binnen een gebouw. Het vertegenwoordigt alle constructiemethoden waarmee een constructie gedurende een bepaalde tijd een brand kan weerstaan. Deze methoden staan bekend als ‘passief’ omdat deze werken zonder menselijke tussenkomst of een externe energiebron. Ze zijn bedoeld om de evacuatie van mensen en de interventie van hulpdiensten mogelijk te maken, waarbij de brand zo lang mogelijk in een gecompartimenteerde ruimte wordt beperkt.
Passieve brandbeveiligingsmethoden zijn bedoeld om:
Nee, Brandveiligheid en brandrisico’s zijn gekoppeld aan de functie van het gebouw. Ieder gebouw vereist zijn eigen aanpak. In gebouwen met een zorgfunctie wonen bijvoorbeeld vaak verminderd zelfredzame personen. Zo’n gebouw vereist een hogere brandveiligheid dan een kantoorpand van één verdieping. Het is dus uitermate belangrijk om altijd de functie van een gebouw helder te hebben en te bekijken wat voor personen er in het gebouw aanwezig zijn.
Er zijn 3 soorten maatregelen om de brandveiligheid in een gebouw te verhogen:
• Bouwkundige maatregelen (brandcompartimenten)
• Installatietechnische maatregelen (rookmelders, sprinklers etc)
• Organisatorische maatregelen (vluchtplannen)
Dat kan als de gehele constructie niet op de juiste manier beschermd is. Dit kan komen door de deuren, ramen, maar ook de voegen en verschillende doorvoeren.
Compartimenteren is het opdelen van een gebouw in kleinere stukjes, brandcompartimenten. De brand mag binnen de gestelde tijdsduur niet buiten het brandcompartiment treden en verder uitbreiden. Een veel gebruikte term hierbij is WBDBO (Weerstand Brand Doorslag Brand Overslag).
Nadat een gebouw is opgedeeld in brandcompartimenten, kan dit compartiment weer verder opgedeeld worden in nog kleinere stukjes; sub–brandcompartimenten. Op deze manier wordt de brand nog verder beperkt en heeft de brand een nog kleiner uitbreidingsgebied. De verspreiding van rook wordt hierdoor ook aanzienlijk beperkt. Het Bouwbesluit eist sub-brandcompartimenten in de gezondheidszorg, bij celfuncties en bij logiesfuncties. Een gebouweigenaar kan deze maatregel ook zelf vrijwillig laten uitvoeren, om zo de brandveiligheid te verhogen.
1. Voegen: bij verdiepingsvloeren en niet-dragende wanden
2. Uitsparingen in vloeren en wanden voor:
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft de verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid in Nederland. Vanuit deze verantwoordelijkheid treedt hij coördinerend op t.a.v. de regelgeving omtrent de brandveiligheid. Door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zijn hiervoor brandbeveiligingsconcepten opgesteld. De doelstelling van de brandbeveiligingsconcepten is: voorkomen van doden en/of gewonden, beperken van het aantal gewonden met blijvend letsel bij brand en beheersbaar houden van brand. Brandbeveiligingsconcepten zijn geen regelgeving. De regelgeving is geregeld in het bouwbesluit.
Een brand mag binnen de gestelde tijdsduur niet buiten het brandcompartiment treden en verder uitbreiden. Een veel gebruikte term hierbij is WBDBO. WBDBO staat voor Weerstand tegen Brand Doorslag en Brand Overslag. Bij een eis van 60 minuten WBDBO tussen twee compartimenten, mag een brand die ontstaan is in het ene compartiment, zich gedurende 60 minuten niet uitbreiden naar het andere compartiment. De minimale technische bouwvoorschriften hiervan staan in het bouwbesluit. Deze voorschriften hebben betrekking op onder andere de (brand)veiligheid.
In de praktijk is dat niet altijd duidelijk. Volgens de Woningwet (artikel 1a) is de gebouweigenaar uiteindelijk verantwoordelijk voor de veiligheid van een pand en daarmee dus ook voor de brandveiligheid. Natuurlijk hebben de gebruikers van gebouwen – net als de bouwbedrijven, onderaannemers en toeleveranciers van materialen – ook hun eigen verantwoordelijkheid. Onder de Woningwet valt het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit is gericht op mensveiligheid, niet op behoud van het gebouw zelf en de (economische) activiteit in het gebouw. Dit minimum brandveiligheidsniveau kan verhoogd worden door de gemeentelijke overheid, de opdrachtgever en/of de verzekeraar.
Er bestaan gecertificeerde producten. Deze zijn dan getest bij een onafhankelijk test laboratorium (zoals Efectis of Exova). Degene die het aanbrengt, is nooit gecertificeerd, want er zijn geen (nog niet) onafhankelijk opleidingen tot brandwerende applicateur.
Iedereen mag bouwkundige brandwerende zaken uitvoeren. Om het op de juiste manier uit te voeren, is een training een producent van bouwkundige, brandveilige producten noodzakelijk. Daarna zal het project ook begeleid en gekeurd moeten worden door deze producent.
Aan te bevelen is om jaarlijks een inspectie te laten uitvoeren en zaken die niet juist zijn, moeten aangepast worden, zodat deze weer voldoen aan de geldende eisen. De eigenaar van een gebouw is hier verantwoordelijk voor.
Een logboek is niet als zodanig verplicht (wordt dat wel in het nieuwe bouwbesluit). De eigenaar van een gebouw moet wel een aantoonbaar document hebben, waarin de brandveiligheid daarvan gewaarborgd is.
Altijd advies opvragen bij de producent van de afdichtingsmaterialen en overleg hebben met het bevoegd gezag, die moeten keuren.